Geschiedenis en Lod Lavki

Geschiedenis

Onder Impuls van de toenmalige pastoordeken E.H. Broux, drukkeruitgever Jules Ceyssens en Jef Deconinck, student aan de Leuvense universiteit, ontstond “den Eersten Troep” met als aalmoezenier E P. Alphonsus en als master Kamiel Vendrickx. Dit was tevens de eerste groep in Limburg aangesloten bij BPBBSS (Baden-Powell Belgian Boy- and Sea Scouts)

Alles liep van een leien dakje volgens de beste scouttradities: uitstappen, proeven, koken, vergaderingen, een paar kampen, … Op het einde van dat eerste jaar raakte een aantal leerlingen betrokken bij een staking. Tijdens die winter van 1920/21 ontbrak het een beetje aan kolen op het college, met het gekende gevolg: een staking. Onder de muiters waren heel wat kopstukken van de pionierscouts. De muiters werden door de directeur onverbiddelijk aan de deur gezet, en vermits ze toch moesten verder studeren verhuisden ze naar het Atheneum, en stilaan namen ze ook “den Eersten Troep” met zich mee. Toen enige tijd later in 1921 de directeur weer beroep deed op de Hasseltse scouts voor de organisatie van het “Tweede Katholiek Vlaamsch Congres”, geraakten de meeste studenten in een lelijk parket. De meeste katholieke verenigingen hadden hun medewerking beloofd, maar de master verbood zijn scouts eraan deel te nemen. Probleem: de directeur gebood, de master verbood. Meehelpen aan de organisatie betekende geschorst worden, en uiteindelijk de master kwijt te zijn. Een delegatie van de ‘afvalligen’ (die meededen aan de organisatie van het Congres, ondanks het verbod van de master) ging de directeur op de hoogte stellen, en ze trokken naar de kamer van priester-leraar Cleeren.

De overgebleven scouts van het college bleven dus niet bij de pakken zitten en gingen op zoek naar een nieuwe master en aalmoezenier. Ze vonden deze in de figuur van Leopold Sterck en van priester-leraar Ludovic Van Winkel, beter bekend als Lod Lavki. Beiden werden naar de bewuste kamer gelokt waar “den Tweeden Troep” het licht zag. Na Sterck werd Lod Lavki ‘in de val gelokt’. Nauwelijks ging de deur open of uit volle borst werd geroepen: “onze nieuwe aalmoezenier”. Toen gebeurde er iets dat maar zelden gebeurd is: E.H. Van Winkel stond paf. Maar hij nam het aan. Aalmoezenier Van Winkel was toch niet zo verbluft, en vooral geen slachtoffer, want hij nam onmiddellijk het woord om te beloven dat binnen een maand de troep verdubbeld zou zijn. En hij hield woord.

Zo werd dus de Hasseltse scoutsgroep een echte collegegroep: de tweede BPBBSS. Later zou “den Eersten Troep” verdwijnen en zo zou, in 1925, “den Tweede Troep” de naam Eerste Eenheid Hasselt” verwerven, de Sint-Joris-groep. In 1954 werd de Sint-Joris-groep omgedoopt in de Lod Lavkigroep, in dankbare herinnering aan zijn stichter. Gedurende meer dan 30 jaar heeft Lod Lavki zich aan zijn scouts gegeven. Hij was tezelfdertijd groepsaalmoezenier, groepsleider en master (leider). Van belang is ook te weten dat in de pioniersperiode er slechts 1 eenheidstak bestond, nl. de verkenners (scouts), van 11 tot 18 jaar.

In de twintiger jaren werd de groep volledig uitgebouwd: de welpen (cupkes) en de voortrekkers (rovers) zagen het licht. De Engelse termen werden in de beginjaren courant gebruikt, scouting was immers uit Engeland overgewaaid. Deze opsplitsing kwam er omdat het niet haalbaar was te werken met zo’n grote troep. De opsplitsing verkenners – jongverkenners dateert van na de Tweede Wereldoorlog. De voorstamwerking bij de voortrekkers werd pas in 1958 vervangen door de nieuwe jinwerking. (JIN betekent Jij en Ik een Noodzaak).

De welpen vonden in priester-leraar J. Prijs een bescheiden aalmoezenier en een geboren verteller die bijna 40 jaar lang zijn welpen heeft geboeid met belevenissen van Mowgli in de jungle. Voortrekkersaalmoezenier was Gabriël Duchateau, die in 1954 groepsaalmoezenier zou worden (voortrekkers van 18 tot 25 jaar).
Na meer dan 30 jaar in scouting overleed aalmoezenier Van Winkel. Op 21 juli 1954 vertrok hij in de vroege morgen stiekem naar Parijs om er de zevenjaarlijkse Lourdes-bedevaart voor te bereiden. Maar hij moest volledig uitgeput en doodziek naar Hasselt terugkeren. ’s Anderendaags vond men hem bewusteloos in zijn slaapkamer in het college. Men bracht hem onmiddellijk naar de Salvatorkliniek, waar hij later overleed.
Een jaar voor zijn dood had Lavki reeds een deel van zijn werk overgedragen aan de gloednieuwe groepsleider Jan Vanwelkenhusyen, aan wie Lavki ook voor zijn vertrek naar Parijs zijn laatste brief schreef.
“We kunnen natuurlijk niet vertrekken met die onzekerheid betreffende de verschillende etappes. Ik vertrek daarom deze nacht naar Parijs en desnoods naar Limoges. Het is een roekeloosheid, maar het moet. Niemand moet het weten; ik wil niemand ongerust maken. Zeg maar dat ik bij een stervende oorlogskameraad ben geroepen. Dat is ten andere de waarheid, want ik ga erheen bij het terugkeren.”

E.H. Duchateau volgde Lod Lavki als groepsaalmoezenier op en bleef dit tot 1972. Je hebt al begrepen dat er meerdere aalmoezeniers tegelijkertijd in de groep waren. Dit kwam doordat er in die tijd bijna geen leken les gaven in het college. Er waren dus priesters bij de vleet, allemaal aalmoezeniers in spe zou je kunnen zeggen.
Na Jan Vanwelkenhusyen komt Herman Clijsters op het groepsleiderbankje en deze wordt enkele jaren later opgevolgd door Johan Van Lishout, die deze taak gedurende 15 jaar zal blijven vervullen (1962-1977). De jaren zestig zijn voor VVKS jaren van vernieuwing.

Er is immers heel wat veranderd sinds Lavki met zijn eerste verkenners de ‘wilde natuur’ introk. Hoe kon het ook anders. De voortrekkers zijn zich in de jaren 50 gaan afscheiden van de groep om een onafhankelijke Lod Lavkistam te vormen, die vooral gedragen en gedreven werd door oubaas Willy Van Lishout en aalmoezenier E.H. Antoon Cosemans. De stam barstte van initiatieven en de groep plukte daar de vruchten van, bijna alle leiders waren immers actieve leden van de stam. Maar het kon verkeren! Na jarenlang goed te hebben gedraaid kwam er sleet op de formule, met als gevolg dat hij bij het begin van de jaren zeventig ter ziele ging. Er kwamen enkele pogingen tot heroprichting, die keer op keer mislukten. Met de aanvang van het scoutsjaar 1984-85 is men opnieuw gestart met de stamwerking en naar de activiteitenkalender te zien bloeit deze volop.

In 1985 vierde de Lod Lavkigroep zijn 65-jarig bestaan. En dat men 65 jaar na de stichting van de groep nog steeds de weg bewandelt die Baden Powell en Lod Lavki ons wezen bewijst deze tekst van Johan Van Lishout:
‘Hoe mooi herinneringen ook mogen zijn, de Lod Lavkigroep leeft naar de toekomst: jongeren zetten het werk voort en weten de traditie naar waarde te schatten, maar willen vooruit. De (cowboy-)hoed dreigt te verdwijnen, de wigwamromantiek heeft plaats moeten ruimen voor die van de ruimtevaarders, de strozak heeft het pleit verloren tegen de veldbedjes, maar aan de kern van wat Baden Powell ons voorhield: de eerlijkheid, de trouw, de dienstbaarheid, enz. is niets veranderd.”

Begin 1977 gaf groepsleider J. Van Lishout zijn fakkel over aan Marc Spaas. Enkele jaren later (1979) gaf Marc deze door aan zijn broer Karl Spaas. E.H. Quintiens is sinds 1977 groepsaalmoezenier. Herman Berger en Etienne Quintiens houden sinds 1982 samen met de hele leidersploeg het vuur brandend. Belangrijk is ook dat door de groei van onze groep, een splitsing van de welpentak noodzakelijk werd. Zo ontstonden in 1980-81 de 2 hordes: Sionie (deze gingen hoofdzakelijk in de voormalige Bonnefantenstraat naar school) en Dekkan (Catharinawijk: deze gingen hoofdzakelijk in de Jan Palfijnlaan naar school). Sinds 1984-85 is onze groep ook een kapoenentak rijker, en dat deze succes heeft bewijst het explosieve ledenaantal. Deze piepjonge bende gaat om het jaar afwisselend op zeekamp of op mee op Groot kamp.

Ook vermeldenswaardig is de traditie van de Lourdesbedevaarten (om de 7 jaar, in hetzelfde jaar als de zevenjaarlijkse feesten). Reeds 10 maal ging deze door, de eerste in 1926, de laatste in 1996. De formule is sinds 1982 wel wat veranderd: naast de bedevaart te Lourdes wordt er nu ook gekampeerd in Biëlsa, en sinds 1996 in Plan, beide juist over de Frans-Spaanse grens. De eerstvolgende trip naar Lourdes komt er normaliter aan in 2003.
Wetenswaard zijn ook de plaatsen waar we al gezeten hebben met onze groep. Al was de groep een deel van het college, de school kon onze bloeiende groep lange tijd geen vaste lokalen geven wegens plaatsgebrek voor ‘vrijwel alles’. Daarom zat onze groep op verschillende plaatsen: de oude kapel van de Augustijnen (Demerstraat), een atelier in de Berenstraat (waar nu de TweeTorenwijk is neergeplant), een oud hospitaal, kelders in het collegegebouw, een buitenverblijf, het jachthuis ‘Tulpin’ te Kiewit. In 1954 kregen de scouts en de KSA vaste lokalen in de kelders van het jongste collegegebouw. Door het ter beschikking stellen van deze accommodatie en later door toekenning van subsidies door de stad Hasselt werden en worden de kosten heel wat gedrukt. Het laatste maar niet het minste wapenfeit is de publicatiewoede of -ijver die ontstaan is binnen onze groep. Wat eerst bedoeld was als een JINblad, groeit langzaam uit tot een groepsblad. Ja, ‘Den Dolle Lavki’ zag het levenslicht in 1977-78. Eerst slechts 1 nummer per jaar, daarna met veel moeite 5 nummers per jaar en momenteel 2 nummers per jaar.

Later begon men takverwittigingen uit te geven in boekjesvorm. De welpenhorde Dekkan begint in 1981-82 met ‘Krabbel’. Sionie begint in 1982-83. Ze hadden eerst wat problemen met het kiezen van een passende naam maar van 1984 heette het druksel ‘Knack’. En bij het ontstaan van de kapoenentak, verschijnt ‘De Kapoen”.

Lod Lavki

Lod Lavki, pseudoniem van Ludovic Van Winkel (Heks, 10 januari 1893 – Hasselt, 25 juli 1954) was een Vlaams schrijver, priester, leraar te Hasselt (1920-1954), aalmoezenier van de Limburgse scouts en een van de meest gelezen Vlaamse jeugdboekenschrijvers.

Zijn vader, Gerard Van Winkel uit Overpelt was onderwijzer en vestigde zich te Heks, waar hij ook gemeentesecretaris en organist was. Zijn moeder was afkomstig van Heers. Lavki begon zijn middelbare studies aan het Onze-Lieve-Vrouwecollege te Tongeren. Al in de vijfde Latijnse won hij de prijs voor het beste opstel, uitgeschreven door de Limburgse studentenvereniging. Later studeerde hij aan het Klein Seminarie van Sint-Truiden en Saint Roch en in 1930 behaalde hij voor de centrale examencommissie de kandidatuur in de Germaanse filologie.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd hij samen met Leo, zijn broer-priester, brancardier aan het oorlogsfront. Daar is zijn schuilnaam ontstaan. Voor de Russische soldaten in het kamp van Mailly bij Verdun vertaalde hij zijn naam Van Winkel in het Russisch: Lavki.

In 1920, nog voor zijn priesterwijding, begon hij les te geven aan het Sint-Jozefscollege te Hasselt en hij bleef als leraar aan het college verbonden tot in 1954.

In 1921 werd Lavki tot priester gewijd en datzelfde jaar werd hij aalmoezenier van de nieuwe scoutsgroep van het Sint-Jozefscollege. Zijn scoutstotem was Zwart schrijverke. Bij Lavki’s dood in 1954 veranderde de groep Sint-Joris 1 zijn naam en werd de Lod. Lavki-groep, een blijk van grote waardering voor haar stichter.

Tijdens een scoutsvergadering rond Kerstmis 1923 vertelde Lavki een verhaal. Een verkenner vroeg aan de aalmoezenier naar het boek met dit verhaal. In enkele dagen tijd zette Lavki het boek op papier. Zo werd De Kleine Koning het eerste verhaal dat gepubliceerd zou worden en het begin van een lange reeks van een zestigtal jeugdboeken. In 1939 werd het boek Siee-Krath bekroond met de prijs der Vlaamse Provincies voor het beste jeugdboek.

In 1926 trok Lavki voor de eerste keer met zijn scouts op Lourdes-bedevaart; de volgende bedevaarten vonden plaats in 1932 en 1947.

Op 21 juli 1954 vertrok Lavki naar Parijs om de vierde Lourdes-reis (27 juli tot 5 augustus) voor te bereiden, maar hij keerde nog diezelfde dag doodziek terug. Vier dagen later overleed hij in het Salvator-ziekenhuis te Hasselt. Op 30 juli werd aalmoezenier Lavki ten grave gedragen, terwijl een honderdtal jongverkenners en verkenners, leiders en aalmoezeniers op weg waren naar Lourdes om zo een belofte van hun stichter na te komen.

Kort na Lavki’s dood werd het Lavki-comité opgericht. In 1955 al werd de eerste provinciale Lavki-jeugdprijs voor het beste kortverhaal uitgereikt. Toen na jaren de belangstelling hiervoor verzwakte, lanceerde het comité de vijfjaarlijkse Lavki-prijs voor het beste jeugdboek. Op initiatief van het Lavki-comité werd in 1979, 25 jaar na Lavki’s dood, in het stadspark van Hasselt een Lavki-monument onthuld, gebeeldhouwd door Raf Mailleux.

In 2004, 50 jaar na Lavki’s dood, creëerde rozenkwekerij Louis Lens op vraag van de oud-voortrekkers een Lavki-roos. Zij is een blijvend eerbetoon aan deze veelzijdige man: geliefd scoutsaalmoezenier, jeugdschrijver en priester-leraar.

Op 21 augustus 2004 had in Heks een Lavki-herdenking plaats met een tentoonstelling en de overhandiging van de Lavki-roos aan gravin en graaf Ghislain d’Ursel in de rozentuin van het kasteel van Heks. Zo hebben de scouts en oud-scouts Lavki op een originele wijze in de bloemen gezet.

Bron: Wikipedia

Lees ook de Herinneringen aan Lavki van Willy Leenders, Vliegende Pluimstaart.